Het rommelt binnen de Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV). Binnen korte tijd zijn zowel de penningmeester als de voorzitter van het Hoofdbestuur alsmede de gehele redactie van het verenigingsblad Gens Nostra opgestapt en de crisis lijkt nog niet voorbij.
De kern van het conflict lijkt te liggen in een verandering van stijl. De NGV telde enige jaren geleden nog 11.000 leden en nu ongeveer 8.500 . Er is door de ledenvergadering een beleidsplan aangenomen waarmee de organisatie van de NGV zou moeten worden aangepast aan "de eisen van de tijd". Het hoofdbestuur, de voorzitter voorop, heeft zich voorgenomen dit plan met voortvarendheid - en waar nodig met directieve aansturing - te realiseren.
Je kunt je afvragen of zoiets gewenst is. Mensen die zich organiseren in een vereniging doen dat in de regel niet uitsluitend op basis van gedeelde interesse, maar vaak ook op basis van een gedeeld "gevoel", een voorkeur voor een bepaalde sfeer en manier van werken. Wanneer dat beginsel na verloop van tijd minder aantrekkelijk is voor potentiële nieuwe leden, kom je als vereniging in de verleiding te denken dat je het blijkbaar niet goed genoeg doet. De vraag is of het wel beter kan.
Een kenmerkend voorbeeld hiervan is de kerkverlating, die begon in de tweede helft van de 20e eeuw. De reactie van vele kerken was het ingrijpend moderniseren van hun kerkdiensten met behulp van muziek, toneel en soms dans. Het gevolg was echter niet dat er meer jonge mensen naar de kerk kwamen, maar wel dat nu ook ouderen de kerk verlieten. Naast de bestaande kerkgenootschappen ontstonden er evangelische gemeenten die niet alleen een geheel ander type viering, maar ook een bepaalde sfeer kennen, in hoge mate verschillend van de traditionele kerkgenootschappen. Overal is immers een markt voor, zoals mijn schoonvader treffend placht te zeggen.
Zoiets zie ik nu ook binnen de NGV gebeuren. Door rigoreus het mes te zetten in allerlei delen van de organisatie trek je hoogstwaarschijnlijk weinig nieuwe leden (zeker niet meteen, in het meest gunstige geval gaat daar wel een aantal jaren overheen), maar frustreer je veel mensen die zich, vaak al vele jaren lang, voor de NGV hebben ingezet.
Draagvlak ontstaat pas na veel luisteren en gezamenlijk plannen maken. En het kost tijd. Bij het ontbreken van draagvlak moet je je bovendien afvragen of je met de goede dingen bezig bent.
Het gebruik van dwang waar draagvlak ontbreekt maakt zo'n proces alleen maar pijnlijker. Je kunt van de redactie van Gens Nostra niet verwachten dat men verklaart dat men het al die jaren verkeerd heeft gedaan en dat er zoiets als een "redactiestatuut" nodig is om het in de toekomst wel goed te doen. Een redactie zet zich in op basis van interesse en betrokkenheid, niet om een eigen koninkrijkje binnen een vereniging te ommuren.
De gevolgen van doorduwen waar weerstand is laten zich binnen het toch beperkte wereldje van de genealogie gemakkelijk voorspellen: verziekte persoonlijke relaties, waarvan je nog jarenlang last zult hebben.
Voorts gaan er stemmen op op om dan maar te fuseren met het CBG. Mij lijkt dat een buitengewoon slecht idee. Het CBG is inmiddels een commerciële club geworden, die - net als een telefonieprovider - na een bepaalde tijd je aangekochte tegoed simpelweg opvreet. Mogelijk kijken diverse NGV-leden verlekkerd naar het tijdschrift Genealogie van het CBG, dat inderdaad een aantal aantrekkelijke eigenschappen heeft. Het CBG heeft echter geen enkele traditie op het gebied van activiteiten "van leden voor leden", waarvoor een vereniging als de NGV juist bedoeld is (of in elk geval zou moeten zijn). Een fusie met het CBG zal de leden van de NGV van de drup in de regen brengen.
Wat mij tot nu toe wel is opgevallen, is dat er, ook tussen NGV-leden onderling, weinig neiging bestaat om de gegevens van eigen onderzoek te delen met andere leden. Toegegeven, er komen antwoorden op de vragen op het prikbord, maar van het spontaan delen van gegevens is weinig sprake. Vergelijk dit met de grote hoeveelheid publicaties die leden van Ons Voorgeslacht via hun website beschikbaar stellen aan andere leden (en deels zelfs aan de wereld) en stel vast dat er binnen de NGV nog veel te winnen is.
Mij dunkt dat de meerwaarde van een vereniging van genealogen ligt in het onderling delen en beschikbaar stellen van gegevens, kennis en faciliteiten op het gebied van voorouderonderzoek. Hoewel de beschikbaarheid van genealogische gegevens via internet de laatste jaren enorm is toegenomen, blijft de vraag veel groter dan het aanbod.
Dit vraagt ook een andere kijk op het delen van gegevens. De tijd die ik bespaar door het beschikken over de resultaten van het onderzoek van een ander, kan ik immers investeren in het doen van onderzoek dat voor die ander weer nuttig is.
Ik ben een organisatiescepticus. Organisaties worden opgericht om te voorzien in een behoefte of het oplossen van een probleem, maar hebben de neiging nog te blijven bestaan lang nadat het probleem is opgelost of nadat de behoefte al lang getaand is. Uiteindelijk, na en ondanks reeksen klaagzangen "dat er geen betrokkenheid meer is" zal zo'n organisatie zonder draagvlak worden opgeheven. Voor die mensen die er veel tijd en moeite in hebben geïnvesteerd altijd een teleurstelling, maar uit de aard der zaak onontkoombaar.
De toekomst van de NGV is - evenals vele andere zaken - niet te voorspellen. Veel hangt af van de bereidheid van de huidige leden om te behouden wat men behouden wil en van de aantrekkingskracht die zo'n club op nieuwe generaties genealogen uitoefent. We zullen zien wat het wordt. Vooralsnog voel ik mij als NGV-lid nog even genealoog te Rommeldam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten