maandag 31 december 2012

Oom Pieter is terecht

De grootvader van mijn echtgenote, Konraad Winter (1885-1968) had vier broers en twee zussen. Van al deze broers en zussen zijn de data van geboorte, huwelijk en overlijden bekend (evenals van het grootste deel van hun kinderen), maar niet van broer Pieter. In een vroegere blog (http://ondergenealogen.blogspot.nl/2010/09/open-source-genealogie-in-optma-forma.html) schreef ik het volgende over hem:
Een van mijn aangetrouwde ooms werd eens in Schiedam voorgesteld aan een naamgenoot, die duidelijk uit een van onze koloniën afkomstig was en bedacht daarbij dat het goed zou kunnen gaan om een nazaat van een van zijn ooms, die naar verluidt zowel in de Oost als in de West, zonder enige verplichting op zich te nemen, voor een uitgebreid nageslacht had gezorgd. Naar die verdwenen oom ben ik overigens ook nog op zoek.
Het is duidelijk dat over deze verdwenen oom verhalen rondgingen die neiging hadden steeds "mooier" te worden.

Nu was Konraad Winter niet alleen de jongste van het gezin, zijn vader was al overleden voordat Konraad geboren was. Zijn moeder overleed 8 jaar later. Terwijl zijn familie in Groningen bleef wonen, trok hij zelf naar Asperen, waar hij veldwachter was geworden.
Hoewel hij volgens mijn schoonvader regelmatig bij familie op bezoek ging, moet hij waar het de familieverhalen aangaat toch enigszins "afgesneden" zijn geraakt.

Zo kon het waarschijnlijk gebeuren dat ik uiteindelijk via een achterkleindochter van zijn oudere zus Stijntje (1879-1973) toch duidelijkheid kreeg over het lot van "oom Pieter" en tevens meer inzicht kreeg in het leven van diens oudere broer Jan.

Overlijdensadvertentie Pieter Winter (1871-1902) - via Ineke Hamstra
Na bijna 10 jaar dienstverband is "oom Pieter" in Atjeh overleden en "met diepen weemoed staren wij hem allen na".

Na de dood van hun moeder in 1893 blijken de broers Jan en Pieter dienst te hebben genomen in het leger in de voormalige kolonie Nederlandsch Oost-Indië, waar ze hoogstwaarschijnlijk deelnamen aan de oorlog in Atjeh.

De Atjeh-oorlog (1873-1914) was een koloniale oorlog die het Koninkrijk der Nederlanden voerde met het aanvankelijk oogmerk om de zeevaart door Straat Malakka te beveiligen tegen zeerovers uit Atjeh. Later was het doel het Sultanaat Atjeh onder Nederlands koloniaal gezag te brengen en te houden.
De periode 1896-1901 was de periode, waarin, na het bloedbad van 1896, onder leiding van commandant van het Nederlands Indisch leger Vetter weer offensief werd opgetreden. Vetter werd een jaar later opgevolgd door Van Heutsz, die de offensieve lijn doorzette. Van Heutsz werkte samen met de onderzoeker Hurgronje die een diepgravende studie had gemaakt van Atjeh en zijn bevolking. Snouck Hurgronje was een arabist die groot aanzien genoot in Atjeh, mede door het feit dat hij moslim was (althans daar gaf hij zich voor uit) en een pelgrimstocht naar Mekka had gemaakt, wat zijn aanzien verder vergrootte. Snoucks rol is tot op de dag van vandaag onduidelijk, maar gelet op het feit dat een deel van zijn onderzoek gedurende lange tijd staatsgeheim was, kan men aannemen dat Snouck Hurgronje een uiterst effectief spion was. Hij kwam tot de conclusie dat er drie soorten machthebbers waren in de Atjehnese maatschappij: de sultans, de landheren (oeleëebalang) en de religieuze leiders (oelemas). Hij adviseerde om geweld te gebruiken tegen de oelemas. De macht van de sultan stelde volgens hem feitelijk niets voor en de landadel, zoals Teukoe Oemar, diende door middel van omkoping of chantage tot bondgenoot van de Nederlandse machthebbers gemaakt te worden. Snouck Hurgronje zag echter over het hoofd dat het nationalisme inmiddels vaste voet in Atjeh had gekregen en dat de verdeel-en-heerspolitiek op den duur niet meer zou werken. Van Heutsz ontwikkelde de zogenaamde marechaussee-tactiek verder; oorlogsvoering met kleine goed bewapende mobiele eenheden van voornamelijk Menadonese en later Ambonese en Javaanse soldaten onder leiding van Europese officieren. In 1903 verklaarde Van Heutsz, die in 1898 gouverneur van Atjeh was geworden, dat de oorlog was gewonnen. Aanleiding was de plechtige overgave van sultan Mohammed Daoed aan Van Heutsz, met op de achtergrond een bijna levensgroot staatsieportret van Koningin Wilhelmina.

[Wikipedia]


Pieter overleed in Atjeh, waarbij het niet bekend is of dit ten gevolge van krijgshandelingen of ziekte was. De archieven van de Burgerlijke Stand van Atjeh zijn verloren gegaan, dus we zullen dit ook daarin niet kunnen achterhalen. Misschien dat in de Militaire Stamboeken ooit nog iets te vinden is.
Jan keerde uiteindelijk wel terug naar Nederland, waar hij in 1907 trouwde, maar al in 1915, op 48-jarige leeftijd, overleed. Zijn dochter Johanna was zijn enig kind.
Van Pieter zijn geen kinderen bekend. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de familie Winter uit Suriname banden heeft met deze Groningse Winters.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten