zondag 21 november 2021

Hoe een Woudrichemse Van der Hoeven uit Vlaardingen afkomstig bleek

Regelmatig controleer ik aan de hand van mijn PIKWA-overzicht of gegevens, die ik tot dan toe nog niet heb kunnen vinden, inmiddels wel beschikbaar zijn. Vanavond deed ik dat met de overlijdensakte uit 1903 van mijn voorouder Arend Hendriksz Verhoeff. Terwijl de akte zelf nog niet als scan te vinden is, daalde ik langs de generaties af, op zoek naar de afkomst van de vernoeming "Arend" en kwam uit bij Arent Leendertsz van der Hoeve (~Woudrichem, 13 februari 1675), wiens ouders Lenaert Arents van der Hoeve en Neeltje Claes vóór 1675 getrouwd moesten zijn (zoon Arent is de eerste van hun 5 kinderen die in Woudrichem gedoopt is). In 2016, toen ik de doop van Arent wel vond, was het Trouwboek van Woudrichem blijkbaar nog niet beschikbaar. Nu wel en al vrij snel dook de trouwvermelding van Arent's ouders op:

Leendert Arentsz van der Houven en Neeltje Claes trouwen te Woudrichem in 1673

Meteen werd ook duidelijk waarom ik tevergeefs in het Doopboek van Woudrichem had gezocht naar de doopinschrijving van Leendert: hij is namelijk afkomstig uit Vlaardingen.

Neeltje Claes blijkt weduwe van Jan Willemsz Mosselman en ook zij is niet afkomstig uit Woudrichem. Uit de ondertrouwakte van haar eerste huwelijk blijkt namelijk dat ze in 1666 in Gorinchem woonde:

Ondertrouw Neeltje Claes in Gorinchem in 1666

Aangezien haar jongste kind in 1681 gedoopt is, moet Neeltje zelf tussen 1638 en 1650 geboren zijn. Het zoeken in het Doopboek van Gorinchem naar een dochter Neeltje van een vader Claas zal wel wat meer tijd in beslag nemen, dus dat parkeer ik even.

De familie Van der Hoeven uit Vlaardingen was mij echter al bekend en het duurde dan ook niet lang of ik kon Lenaert koppelen aan het echtpaar Arent Jansz van der Houve (1596-1677) en Maertje Jacobs Colster (1610-?).

zaterdag 20 november 2021

"De man van tante Jo" (slot?)

Dankzij de speurzin en de vasthoudendheid van mijn zoon Arend Jan en het contact dat hij wist te leggen met Wim van den Born (oudste zoon van Jacob van den Born en Fokeltje Vellinga) zijn er foto's opgedoken van tante Jo en haar man. Let vooral op het zilverwerk in de kast achter hen.

Het echtpaar Muijser-Van den Born, waarschijnlijk in Den Haag eind jaren 1950

Daarnaast ontvingen we foto van Hilke Schriever met zoon Willem Hendrik Hendrikus en dochters Gesina en Johanna, en van Johanna zelf.

V.l.n.r. [dienstmeisje]. Willem hendrik Hendrikus, Hilke Schriever, Johanna, [dienstmeisje] en zittend Gesina van den Born

Johanna van den Born

Tante Jo op latere leeftijd met Fokeltje van den Born-Vellinga

Zo kreeg dit "vergeten" echtpaar uiteindelijk toch nog een gezicht.

Toch staat er nog één kwestie open en dat is het antwoord op de vraag hoe Jo Muijser in Voorthuizen terechtkwam. Inmiddels is uit het Bevolkingsregister van gemeente Barneveld gebleken dat hij op 4 mei 1903 vanuit Dongen werd ingeschreven. Wat hij daar in Dongen deed en waarom hij er vertrok, moet nog blijken.

zaterdag 13 november 2021

"De man van tante Jo" (vervolg)

Waar ik ten tijde van mijn vorige blog nog meende dat Jo Muijser op zeker ogenblik terugkeerde naar Den Haag en zijn vrouw in Voorthuizen/Terschuur achterliet, heeft een nader onderzoek van het Haagse bevolkingsregister dat beeld aangepast. Zoals onderstaande persoonskaart laat zien, was het Johanna die op 5 oktober 1928 in Barneveld wordt uitgeschreven en op 9 oktober 1928 gaat wonen op Javastraat 34, waarschijnlijk "op kamers".

Johanna gaat naar Den Haag

 Jo volgt niet lang daarna: op 12 december 1928 wordt hij in de Gemeente Barneveld uitgeschreven en op 28 december 1928 ingeschreven op Obrechtstraat 143 in Den Haag. Hier staat met "K" duidelijk aangegeven dat hij een kamer op dit adres bewoont. 

Jo gaat ook naar Den Haag

Zoals de persoonskaarten hierboven laten zien, duurt het maar liefst tot 31 oktober 1931, dus bijna drie jaar, tot Jo en Johanna samen het huis op Rijnstraat 7 betrekken. Jo heeft in de tussenliggende tijd nog op kamers gewoond op Kerkstraat 34 (vanaf 3-3-1930) en op Balistraat 28 (vanaf 24-2-1931). Het echtpaar verhuist op 31 januari 1933 naar Zutphensestraat 38, op 27 april 1936 naar Bazarlaan 30 en ten slotte op 29 januari 1937 naar Kepplerstraat 37.

Mijn vermoeden is nu dat Jo en Johanna tot de dood van Jo in 1957 in Den Haag zijn blijven wonen en dat Johanna daarna (inmiddels was ze ruim 78 jaar oud) is gaan inwonen bij haar neef en aangetrouwde nicht Jaap en Fo van den Born-Vellinga.

Via via kwamen "de glaasjes van tante Jo" uiteindelijk terecht bij mijn moeder.

De glaasjes van tante Jo

Ten slotte is er in de archieven ook nog het één en ander te vinden met betrekking tot de financiële situatie van Jo Muijser. In juni 1905 was hij in ieder geval in staat om een hypotheek groot f 1.000,- ter verlenen aan Willem Waisvisz te Den Haag.

Jo Muijser geeft hypotheek



woensdag 20 oktober 2021

"De man van tante Jo"

Deze keer een stukjepetite histoire, opgediept door mijn oudste zoon Arend Jan, naar aanleiding van "de glaasjes van tante Jo", die op een side table staan in de hal van het huis van mijn ouders. Lange tijd wist ik niet eens van tante Jo's bestaan.

De ouders van Joseph Muijser. Vader Lambert is geschilderd door Jozef Israëls

De man die getrouwd was met “tante Jo” (Johanna van den Born, een zus van mijn overgrootvader Willem Hendrik Hendrikus van den Born en daarmee een oudtante van mijn moeder), Joseph Victor Amadeo Lambert Muijser (Jo) was kostganger in het pension van Jan van den Born en Hilke Schriever en werd door mijn grootvader Jan Willem van den Born (1905-1981) getypeerd als "... zoo'n spring in 't veld". 
Nadat hij was getrouwd met Johanna, moest Jo meehelpen in de wasserij en daarvoor trok hij waarschijnlijk letterlijk de neus op. Een belangrijke klant van de wasserij was namelijk het toenmalige herstellingsoord Azareël, dat aan de overkant van de weg naar Barneveld (de huidige Baron van Nagellstraat) stond. Huize Azareël was eigendom van de Eendracht. Dit was de personeelsvereniging van de R.E.T. (Rotterdamsche Electrische Tramwegmaatschappij). Ieder lid van de Eendracht had, indien medisch noodzakelijk, recht op een verblijf van maximaal twee maanden om hier te genezen of aan te sterken. Velen hebben hiervan gebruik gemaakt, het leven in de stad bleek toch niet zo gezond te zijn. Met name de vele longlijders uit Rotterdam die naar Azareël kwamen, maakten gebruik van de half open huisjes om zo van hun kwaal af te komen.

Rusthuis Azareël

Het dédain, waarmee het gebrek aan werklust van Jo Muijser werd beschouwd, mag dan vanuit het perspectief van de hardwerkende Van den Borns enigszins terecht zijn, maar komt in een wat ander licht te staan wanneer je het voorgeslacht van Jo wat nader bekijkt.

Zijn vader Lambert Muijser (*Venlo, 15-6-1818 †’s-Gravenhage, 1-1-1904) was Controleur en Kassier van `s Konings Hofhouding en zijn grootvader, naar wie Jo vernoemd is, Victor Amadeus Trossarello (*San Vittore-Fossano (Cuneo, Piemonte (I)), 17-5-1794 †’s-Gravenhage, 8-10-1882) was Huisbewaarder van het Koninklijk Paleis aan de Kneuterdijk te Den Haag en Persoonlijk Conservator des Konings van koning Willem II. Jo’s grootmoeder Jane Smith (* Boston, Lincolnshire, East Midlands, England (UK), 1806 †’s-Gravenhage, 26-3-1854) was één van de minnaressen van diezelfde koning Willem II en had een zoon van hem: Amadeo Louis Trossarello, ondersecretaris van koning Willem III en een halfoom van Jo.

Vermoedelijk had Jo Muijser onvoldoende kapitaal van zijn ouders geërfd om op een wat grotere voet te leven dan in een pension te Voorthuizen, wellicht heeft hij het zelf laten krimpen door verkeerde beleggingen, wie zal het zeggen? Er kunnen ook eerder in de tijd misstappen zijn gezet door zijn voorouders: bij het overlijden van grootmoeder Jane Smith in 1854 wordt grootvader Amadeo vermeld met het beroep kastelein. Het is ook mogelijk dat de Trosaarello’s hun baantjes hadden als een vorm van zwijggeld en dat deze na het overlijden van Willem II in 1849 snel werden opgedoekt. Willem III had immers voldoende aan zijn eigen schandaaltjes. Feit is dat Jo Muijser na verloop van tijd terug ging naar Den Haag, waar hij 1957 zou overlijden. Zijn vrouw bleef tot haar dood in 1965 wonen in Terschuur. Ze bleven overigens getrouwd.

Het graf van tante Jo op de begraafplaats in Terschuur


maandag 16 augustus 2021

Gooi- en Vechtstreek?

Ooit zag ik een ambulance rijden met het opschrift "Gooi en Vechtstreek" en kreeg de lachers op mijn hand door op te merken dat de noodzaak voor zo'n voertuig me niet verwonderde. Niemand zou echter verwachten dat het NGV-Verenigingscentrum te Bunnik blijkbaar in deze regionen beland is. Genealogen lijken van een afstandje zulke rustige en vooral aimabele mensen.


Gedurende de afgelopen weken werd ik regelmatig per mail opgeschrikt door weer een nieuwe aflevering van de soap die zich blijkbaar in het NGV-bestuur afspeelt. Als voorbehoud moet ik hierbij overigens aangeven dat ik - een gewoon lid - er het fijne niet van weet. Er zijn echter geen mogelijkheden om me beter te informeren: de Facebook-pagina is al meer dan een jaar niet bijgewerkt, de website is "tijdelijk buiten gebruik" en de mail van de afdeling waarbij ik ben ingedeeld blijkt afgesloten.

Het conflict binnen de NGV heeft zijn basis in het vernieuwen van de ICT-omgeving van de vereniging. Nu heb ik wat ervaring op dit gebied. Zeker wanneer er sprake is van achterstallig onderhoud (en bij welke vereniging speelt dat niet?) kost het veel moeite, veel denkwerk en vooral veel tijd om eerst te bedenken wat je wilt hebben en vervolgens ook om van waar je bent te komen tot waar je wilt zijn.  Dat dit in eerste instantie niet zo goed gegaan is, bewijst het datalek van mei 2018 op de oude site www.ngv.nl (waarop geen beveiligde https-verbinding werd gebruikt).

Dit alles lijkt te zijn geëscaleerd en heeft geresulteerd in het opstappen in twee fasen van het gehele Hoofdbestuur, terwijl er van vertrouwen tussen een ad interim Hoofdbestuur en het belangrijke ICT Team geen sprake lijkt te zijn. De berichtgeving vanuit de verschillende geledingen komt niet overeen en spreekt elkaar soms zelfs tegen. In een conflict is dit te verwachten, maar waar de bestuurders nu vechtend over straat rollen, blijkt het voor een gewoon lid als ik onmogelijk om contact te krijgen met deze bestuurders (of die van "mijn" afdeling). Het minste dat ik mag verwachten is toch dat mij (en met mij alle andere "gewone"  leden) gevraagd wordt wat wij op dit moment en voor de nabije toekomst belangrijk vinden. En hoe eenvoudig is het om een online NGV-congres hierover te organiseren! Vele organisaties in den lande - ja in de hele wereld - gingen ons al voor.

En dat terwijl de NGV grootse plannen had (en wellicht nog altijd heeft): naast een geheel vernieuwde website (gezien het datalek geen overbodige luxe) is ook een fors digitaliseringstraject in gang gezet, waarbij dagelijks door tientallen vrijwilligers met behulp van een batterij snorrende scanners een enorme hoeveelheid bidprentjes en ander familiedrukwerk gedigitaliseerd wordt. Wanneer je er dan niet in slaagt om al dit moois op basis van een robuuste, veilige en vooral betaalbare ICT-architectuur (database en website) voor je leden beschikbaar te maken, heb je iets niet goed gedaan en vooral het een en ander niet goed begrepen. Daarbij begrijp ik best dat niet-ICT-ers, beducht voor de sunken cost fallacy (steeds meer geld uitgeven omdat je al zoveel geld uitgegeven hebt en dat verlies niet wilt nemen), grote ICT-investeringen en vooral -verplichtingen met buitengewone aandacht beschouwen, maar in een wereld als die van vandaag is het voor een bestuur zonder voldoende ICT-kennis simpelweg niet meer mogelijk om geheel zelfstandig een geaccepteerd restrisico op het gebied van security te bepalen. En het mitigeren van risico's kost nu eenmaal geld.

Nu heb ik in het verleden ook wel eens wat andere ervaringen met genealogen opgedaan. Met name die van de oude stempel bleken op "hun" gegevens te zitten als een kip op gouden eieren en sloegen je al bij het minste of geringste met de Auteurswet om de oren. Ik hoop dat dit slag nu zo'n beetje aan het uitsterven is (uiteraard figuurlijk, hoewel men letterlijk ook meestal op leeftijd zal zijn), zeker nu er bij de archieven zelf een enorme slag op het terrein van digitalsering gemaakt is (waarbij het Amsterdams Archief wat mij betreft met een vlag en drie wimpels als eerste genoemd mag worden). Misschien dat de huidige crisis nog een laatste opflakkering is van de strijd tussen de ouderwetse bolknak-genealogen en de digitale generatie?

Wie het weet, mag het zeggen. Daarbij zou ik graag mijn hulp aanbieden. Ik heb alleen geen flauw idee hoe ik dat nu voor elkaar krijg.

- - - Vers van de pers - - -

Terwijl ik dit stukje zit te schrijven, is er een update op Facebook verschenen van het a.i. Hoofdbestuur, waarin de zwarte piet wordt gelegd bij het Hoofd IT Ad Bakker. En dat allemaal van (onder meer) mijn contributie. We zijn er maar mee gezegend.


- - - En het laatste nieuws - - -

Het hoofdbestuur a.i. van de NGV lijkt vooral gericht op het in het zadel houden van zichzelf. Voor de gewonene leden is geen aandacht. Kijk maar.



woensdag 28 juli 2021

Het vierde boek - Schaap

De drie boeken die al verkrijgbaar zijn

Na mijn drie eerdere genealogische boeken (in pdf-formaat) in de kwartieren van mijn zoons (Vermaat, Winter en het nog in portefeuille gehouden Van den Born) is het tijd voor nummer vier, over het Huizense geslacht Schaap. Mijn oorspronkelijke opzet van deze reeks was een parenteel, maar dat werk zou veel te omvangrijk worden. Daarbij beperk ik me in de eerste drie boeken eveneens tot de uitgebreide genealogie, dat wil zeggen zowel de mannelijke als de vrouwelijke nazaten van de stamvader, voorzover die de achternaam in kwestie dragen tenminste.

Het feit dat de familie Schaap in Huizen vrij honkvast is, heeft een belangrijk voordeel, maar tevens een belangrijk nadeel. Voordeel is dat de kans dat buiten Huizen moet worden gezocht vrij klein is: met het gebruik van een beperkt aantal registers en begraafplaatsgegevens is het grootste deel van de familie in kaart te brengen. Nadeel is echter dat een aantal BS-registers in een vrij beroerd handschrift gesteld is, wat nogal eens tot puzzelwerk leidt.

Overigens is het werken aan het daadwerkelijke boek voorlopig nog niet aan de orde: na de DTB-gegevens moet ik de BS-registers nog doorwerken en voordat dat zinvol is, moeten eerst alle geboorte-, huwelijks- en overlijdensdata kloppen. Die horde is nog niet genomen. Het goede nieuws is dat van de oorspronkelijke bijna 11.000 personen in het bestand er nu nog geen 3.000 zijn overgebleven voor verwerking.

Update 22 oktober 2022
Inmiddels is alle (tot nu toe) mogelijke uitzoekwerk achter de rug (en passant kon ik nog gebruik maken van de scans van verschillende bevolkingsregisters in het Gooi dankzij de site Gooi en Vecht Historisch (zie https://zoeken.gooienvechthistorisch.nl/zoeken.php)) en ben ik begonnen met het boek zelf.
Voor de zomer van 2023 kllaar? De tijd zal het leren.

zondag 2 mei 2021

Het overlijden van Hermanus van den Born en de onbekende dochter Maria

In Utrecht heb ik het overlijden van Hermanus (Dirksz) van den Born niet gevonden. Wel is duidelijk dat hij ten tijde van het overlijden van zijn vrouw Sibilla Geul in 1797 nog in leven is.
Op 4-3-1801 wordt te Bodegraven een Maria van den Born, dochter van Hermanus van den Born begraven. Letterlijk staat er: "Is aangebragt het lijk van de dogter van Hermanus van den Born genaamt Maria als gehorende onder het classis der onvermogende dus alhier ---- pro deo".

Begraafinschrijving van "de dogter van Hermanus van den Born, genaamt Maria"

Probleem is echter dat dochter Maria, ook wel Joanna genoemd, in 1807 trouwt met Wijnand Oosterbaan, samen met hem in 1808 nog een zoon Dirk laat dopen en in 1808 ook vermeld overleden is.
Logischer zou het zijn om te veronderstellen dat (mogelijk op basis van een aantekening in het klad) hier overledene en aangever verwisseld zijn, zodat niet de vader het overlijden van de dochter, maar de dochter het overlijden van haar vader heeft aangegeven. Het is bovendien voorstelbaar dat vader Hermanus en (toen nog ongehuwde) zus Maria na het overlijden van Sibilla zijn gaan inwonen bij hun dochter/zus Johanna en haar gezin in Bodegraven.
Ik dacht daarom dat we hier de begraafinschrijving van Hermanus gevonden hadden.

Bij het verder zoeken dook echter de echte begraafinschrijving van Hermanus op, ook in Bodegraven, maar op 20 mei 1805.

Begraafinschrijving van Hermanus van den Born

Maar wie is dan dochter Maria die in 1801 overleden is? Van haar bestaan is mij verder niets bekend en van alle mij bekende dochters van Hermanus heb ik de begraaf- of overlijdensinschrijving al gevonden. Voorlopig blijft dit een raadsel.