woensdag 20 oktober 2021

"De man van tante Jo"

Deze keer een stukjepetite histoire, opgediept door mijn oudste zoon Arend Jan, naar aanleiding van "de glaasjes van tante Jo", die op een side table staan in de hal van het huis van mijn ouders. Lange tijd wist ik niet eens van tante Jo's bestaan.

De ouders van Joseph Muijser. Vader Lambert is geschilderd door Jozef Israëls

De man die getrouwd was met “tante Jo” (Johanna van den Born, een zus van mijn overgrootvader Willem Hendrik Hendrikus van den Born en daarmee een oudtante van mijn moeder), Joseph Victor Amadeo Lambert Muijser (Jo) was kostganger in het pension van Jan van den Born en Hilke Schriever en werd door mijn grootvader Jan Willem van den Born (1905-1981) getypeerd als "... zoo'n spring in 't veld". 
Nadat hij was getrouwd met Johanna, moest Jo meehelpen in de wasserij en daarvoor trok hij waarschijnlijk letterlijk de neus op. Een belangrijke klant van de wasserij was namelijk het toenmalige herstellingsoord Azareël, dat aan de overkant van de weg naar Barneveld (de huidige Baron van Nagellstraat) stond. Huize Azareël was eigendom van de Eendracht. Dit was de personeelsvereniging van de R.E.T. (Rotterdamsche Electrische Tramwegmaatschappij). Ieder lid van de Eendracht had, indien medisch noodzakelijk, recht op een verblijf van maximaal twee maanden om hier te genezen of aan te sterken. Velen hebben hiervan gebruik gemaakt, het leven in de stad bleek toch niet zo gezond te zijn. Met name de vele longlijders uit Rotterdam die naar Azareël kwamen, maakten gebruik van de half open huisjes om zo van hun kwaal af te komen.

Rusthuis Azareël

Het dédain, waarmee het gebrek aan werklust van Jo Muijser werd beschouwd, mag dan vanuit het perspectief van de hardwerkende Van den Borns enigszins terecht zijn, maar komt in een wat ander licht te staan wanneer je het voorgeslacht van Jo wat nader bekijkt.

Zijn vader Lambert Muijser (*Venlo, 15-6-1818 †’s-Gravenhage, 1-1-1904) was Controleur en Kassier van `s Konings Hofhouding en zijn grootvader, naar wie Jo vernoemd is, Victor Amadeus Trossarello (*San Vittore-Fossano (Cuneo, Piemonte (I)), 17-5-1794 †’s-Gravenhage, 8-10-1882) was Huisbewaarder van het Koninklijk Paleis aan de Kneuterdijk te Den Haag en Persoonlijk Conservator des Konings van koning Willem II. Jo’s grootmoeder Jane Smith (* Boston, Lincolnshire, East Midlands, England (UK), 1806 †’s-Gravenhage, 26-3-1854) was één van de minnaressen van diezelfde koning Willem II en had een zoon van hem: Amadeo Louis Trossarello, ondersecretaris van koning Willem III en een halfoom van Jo.

Vermoedelijk had Jo Muijser onvoldoende kapitaal van zijn ouders geërfd om op een wat grotere voet te leven dan in een pension te Voorthuizen, wellicht heeft hij het zelf laten krimpen door verkeerde beleggingen, wie zal het zeggen? Er kunnen ook eerder in de tijd misstappen zijn gezet door zijn voorouders: bij het overlijden van grootmoeder Jane Smith in 1854 wordt grootvader Amadeo vermeld met het beroep kastelein. Het is ook mogelijk dat de Trosaarello’s hun baantjes hadden als een vorm van zwijggeld en dat deze na het overlijden van Willem II in 1849 snel werden opgedoekt. Willem III had immers voldoende aan zijn eigen schandaaltjes. Feit is dat Jo Muijser na verloop van tijd terug ging naar Den Haag, waar hij 1957 zou overlijden. Zijn vrouw bleef tot haar dood in 1965 wonen in Terschuur. Ze bleven overigens getrouwd.

Het graf van tante Jo op de begraafplaats in Terschuur